Het Saasdal is bewoond sinds de ijzertijd en de tijd van de Kelten, maar het was de Romeinse keizer Augustus die het Wallis met Italië verenigde. Hij heeft steden gesticht en de handelsroute over de Alpen opgezet. Monte Moro en de Antrona Pass zijn ook in die tijd ontstaan. In 939 vielen de Saracenen Wallis binnen en veel van de namen in de regio, zoals Allalin en Monto Moro, grijpen terug op deze tijd.
Vanaf ongeveer 1830 kwamen bezoekers naar het Saasdal. Zij werden aangetrokken door de overweldigende schoonheid van de bergen. Het eerste hotel, het Hotel Monte Moro, opende zijn deuren in 1856. Dit luidde het begin van het toerisme in en het toerisme zorgde voor een regelmatige bron van inkomsten.
In die tijd werd de ontwikkeling van toeristische infrastructuur vooral afgestemd op de behoeften van de bergbeklimmers. Smeden specialiseerden zich in de productie van ijspriemen en de lokale bevolking deelde hun kennis van de regio door te werken als gids bij het beklimmen van de omliggende 4.000 meter toppen.
In de jaren die volgden werd het Saasdal geteisterd door stormen, overstromingen en ziekten. Ondanks deze moeilijke omstandigheden en de strenge winters, hebben de bewoners hun tradities behouden en is het dal uitgegroeid tot een plek waar je kan genieten van oude gebruiken in combinatie met hedendaagse ontspanning.
Saas-Fee wordt ook wel "De parel van de Alpen" genoemd. Waarom? Ooit was er in het Saastal slechts één gemeente: Saas. Daaruit ontstonden vier dorpen: Saas-Fee, Saas-Grund, Saas-Balen en Saas-Almagell. Saas Fee is het bekendst. Het gletsjerdorp ligt als een parel op een soort plateau op 1800 meter boven zeeniveau en wordt omgeven door 13 vierduizenders.